Geestgroen

25.4.06

Kletteren

Ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha!
Sorry.
Ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha ha!
Sorry, maar ik heb vandaag nog niet gelachen, dus doe ik dat even hier.
Drieëntwintig messen, vierentwintig vorken, een lepel, een soepkop, drie borden, twee lege en twee volle flesjes bier en een appelsap op de grond laten kletteren vandaag.
Gelukkig was de baas aanwezig om dit te kunnen aanschouwen.
(Soms kan ik, dramakoningin, ook nog relativeren:)
Toen mijn dag erop zat, fietste ik in de lage zon naar huis. Zag een oude man op het kruispunt bij een boom waar een foto van een jonge man op hing. Voor de boom stond een herdenkingssteen met een naam en nogmaals een foto. De oude man stapte van zijn fiets af en parkeerde die ongemakkelijk bij de steen. Hij wreef met een hand langs zijn grote neus en haalde een geruite zakdoek uit zijn broekzak tevoorschijn. De man huilde niet, hij gaf een klopje op de steen, keek er even naar en liep er toen om heen, plukte wat lange sprieten gras uit de weg. Ik fietste hem voorbij en schaamde me dit intieme moment zo aan te hebben staan gapen.

21.4.06

Visje

Het is raar om na een tijdje weer wat kwijt te kunnen aan jullie. Ik ben een keer op vakantie mijn dagboek vergeten en toen ik terugkwam heeft het weken geduurd voor ik weer brieven achter kon laten, alsof ik bang was dat ze het niet meer wilde horen.
Niets is erger dan iets dat je schrijven de keel dichtknijpt.
Zo heb ik laatst mijn poëzielessen een strop aangeboden in een nieuw gedicht, omdat ze poëzie de mond snoerden. Meesters in het verwoesten van beelden, dank je voor de oogkleppen, maar ik was al blind.
Opdracht voor deze week: het schrijven van een liefdesgedicht.
(Good Lord, hoe beklemmend kun je het verzinnen?)
Beste mensen, ik weet niets van liefde. Ik weet alleen van posters aan mijn muur. En praat me niet van waarheid en echtheid en eeuwigheid, tenzij je het zeker weet natuurlijk (zucht) en vergeet ook de ‘toen ik zo oud was als jij’, ‘ja, maar dat komt allemaal nog wel meisje’ kun je ook achterwege laten, WANT DAAR HEB IK NU EVEN NIKS AAN; de opdracht moet morgen af zijn.
Ik schreef iets over meeuwen, mamboën en gegil in een oor, maar dat doet teveel aan seks denken. Later iets over priesters, afvalzakken en een bolletje, maar ik kon hier echt geen touw aan vastknopen en nu net heel even geleden las ik (en dit is wat ik zeggen wil):

Ik ben moe, ik heb vandaag
je borst tien keer
niet aangeraakt, lieve woorden
niet gezegd, gedacht aan je nagels
in mijn rug die een eeuwigheid achter
mij ligt en waaruit ik vanmorgen
ben opgestaan als uit een bed.

Dan vraag ik me af waar gedichten over gaan als ze niet over de liefde gaan.
Lees ik verder, dan vraag ik me af waar (pas op, hier komen zwaarbeladen woorden) het leven over gaat als het niet over de liefde gaat.

Ik
geloof niet dat ik het kan:
niet van je houden. Drinken
en je niet kunnen vergeten,
dat kan ik. En iedere dag een beetje
sterven, zodat het tenslotte slechts
een koud kunstje wordt.

(Herman de Coninck – De Gedichten)

Dus ik schrijf lekker over meeuwen en priesters en ik noem het een gedicht, want ‘liefdes’ ervoor zou het pleonastisch (hallo, klasgenoten: ple·o·nas·me (het ~, ~n) 1 uitdrukking waarin eenzelfde begrip dubbel is uitgedrukt, bv. in 'oude grijsaard') maken. Wat ik nu dus eigenlijk beweer is dat leven en liefde dezelfde begrippen zijn.

We moeten er niet zoveel gewicht aan hangen.
Ik kan ‘verliefdheid’ amper uit mijn mond krijgen, ‘houden van’ is echt om te kotsen en ‘de waare’?
Wow, dit hele verhaal krijgt rare kuren dankzij de taal en alle associaties die we er mee hebben.
Ik wil gewoon eigenlijk zeggen wat ik zeggen wil zonder er zoveel gelul om heen te hangen om de zware aanhang te maskeren en zonder dat jij het leest. Ik wil gewoon dat je weet dat ik er niet teveel gewicht aan knoop en gewoon tegen je zeggen wil (het is echt raar om na een tijd weer iets kwijt te kunnen) van uh: laten we leven.

Nou, adieu friends, tot het volgende verhaaltje.
En handkus naar alle meeuwen in de lucht.