Geestgroen

2.8.06

Kermen

Ik zit te staren naar het beeld en vraag me af wat er na zaterdag allemaal gebeurd is.
Beetje rondhangen, zwemmen, uit eten gaan, vrienden bezoek; het normale leven. Woensdag en donderdag had ik last van constipatie. Diezelde donderdag haalden we Lovisa, de nieuwe exchangestudent, van New Orleans Airport. Ze is klein, blond en typisch Zweeds. Ze is een paar maanden jonger dan ik, nog steeds zeventien en ik kan het niet geloven. Of ik lijk twintig of zij lijkt veertien.
Toen we net thuis waren horen we miauwtjes vanuit te kattenkamer. Savannah was aan het bevallen. Ze het al drie levende kittens gebaard en nog steeds had ze weeën. De vierde was een stuit. Dokter Cindy en ik aan de slag. Zij hield haar vast (O, katten kunnen zo kwaad worden als ze pijn lijden) terwijl ik de voorpootjes zocht in Savannah en het beestje uit haar sleurde. Het was al dood. Savannah baarde nog twee omgekeerde baby’s en zij overleefden het. Vijf gezonde kittens en een doodvermoeide moeder.
Vrijdagochtend vertrokken we naar Foley, Alabama in de hoop dat we een hotelkamer zouden vinden. Jawel! Op het strand gelegen, evenals de volgende dag, flink verbrand in het gezicht en de rest van de avond vanalles gekocht in een winkelcentrum dat ongeveer zo groot is als de Apeldoornse binnenstad. Zondag weer naar huis. Lekker gegeten, wezen zwemmen, Lovisa Wal-Mart laten zien en tien keer naar mijn oude kamer gelopen zonder te realiseren dat het nu Lovisa’s slaapkamer is en ik in de logeerkamer verblijf. ‘s Ochtends zitten we uren met z’n twee te lezen op de patio voor het huis, totdat we allebei gek worden van de hitte.
Af en toe laat Jay mij een ritje maken in de truck. Hij moet me blijven zeggen dat je in Amerikaanse auto’s met één voet gas geeft én remt.
Maandagvond gingen we uit eten bij Chili’s en nadat we allevier gevuld waren met een hamburger reden we naar Inked-up Tattoo en gingen naar binnen. Lovisa was inmiddels ingelicht over ons bewaarde idee om alledrie een tattoo te zetten, ter herinnering aan mijn jaar hier en was nog zenuwachtiger dan wij. Jay en ik kozen een mug, ik op mijn voet, hij op zijn borst en Cindy een rode crawfish op haar enkel. Ik ging eerst. Veertig dollar heb ik betaald om bijna van mijn stoel af te vallen. Ik schreeuwde de hele zaak bij elkaar en iedereen stond uiteindelijk om me heen, kijkend, toen ik me afvroeg of ik een mietje was. Het duurde nog geen tien minuten, maar ik heb die man in gedachten om de minuut gevraagd of hij alsjeblieft op wilde schieten met die stomme tattoo. Jay was aan de beurt, dit kleine mugje deed hem meer pijn dan zijn vorige tattoo die zijn bovenarm bedekt, zei hij. Cindy had pijn, dat was te horen. Ik stond buiten te roken toen Jay naar buiten kwam en zei: ‘I can’t stay in there, her language is getting too bad.’ Binnen schreeuwde ze af en toe: ‘Sun of aaaa bitch!’ We kwamen er met een lach vanaf en bloed dat druppelde uit de zwarte lijnen van onze tattoos. ‘t Is wel grappig om te zien, maar echt mooi kan ik het niet noemen.
Dinsdagmiddag ging ik bij Savannah en de kittens kijken. Een van hen lag aan de zijkant en bewoog amper. Ik hield het in mijn hand en aaide het zodat het bloed beter zou stromen. De kitten kermde geluidloos en strekte de pootjes van pijn. Ik had dit eerder gezien; het beestje was aan het stikken. Ik klopte op de borst om een hart te imiteren en blies in het mondje. Er kwam snot uit het miniscule neusje, het had rotzooi in de luchtwegen. Met een balonnetje zoog ik slijm uit de longen, maar het beestje had al opgegeven. Ik wikkelde het in keukenpapier en deed het in een plastic zakje voordat ik het in de afvalbak gooide.